De grove den is de meest voorkomende boomsoort in onze bossen. Als ik je vertel dat deze conifeer ooit uitgestorven was in ons land zul je vast verbaasd zijn. Toch is het zo. Hoe kon dat gebeuren?
Door roofkap voor onder andere mijnhout is de autochtone grove den uitgestorven. In de 16e eeuw is de grove den vanuit Duitsland weer massaal aangeplant, ook om de zandverstuivingen op de Veluwe weer vast te leggen. De den is een klimaatbestendige naaldboom die op de armste gronden leeft en goed tegen droogte kan. Op heidevelden en zandverstuivingen kennen we deze soort als ‘vliegden’. Deze dennen zijn breedkruinig, soms meerstammig en zijn ooit als zaadje naar hun plekje gevlogen op de wind.
Grove dennen kunnen behoorlijk oud worden. In Spanje en Italië, en ook Duitsland zijn grove dennen bekend van meer dan 400 jaar oud. Ook Nederland heeft tot 28 mei 2006 zo’n oude den gehad. Hij was te vinden achter het hotel Wolfheze in Wolftheze. Door structurele verzwakking van de gestelwortels is de boom zomaar omgevallen. Voordat de boom omviel, viel zijn scheefstand wel erg op. De boom viel in zijn lengte naast het wandelpad, en zo ligt hij daar nog steeds en mag de natuur de boom langzaam afbreken. Het is prachtig hoeveel levensvormen profiteren van zo’n boom, zelfs als deze dood is. Maar zijn verhaal is er nog, zolang die stam er nog ligt.
Eens was dit de ‘koninklijke den’, zoals hij genoemd werd in 1841. Misschien werd de boom als verzamelplaats gebruikt als de koning ging jagen in de Wolfhezer bossen.
Vooral aan het begin van de 20e eeuw zijn er veel schilderijen, tekeningen en ansichtkaarten van de den genomen en gemaakt. Een majestueuze den, waarschijnlijk de grootste die we in ons land gekend hebben.
Wat ook bijzonder is, is dat de duizendjarige den waarschijnlijk de enige overgebleven autochtone (inheemse) grove den was, in ieder geval een nakomeling ervan. Onze inheemse grove den stieft dus waarschijnlijk in 2006 uit. Toch zijn er nog nakomelingen van deze duizendjarige den, waarvan er enkelen op de plek van de gesneuvelde reus staan.
De den is opgegroeid in een open bosstructuur, aangezien hij geen ‘vliegden’was, maar ook geen ‘mastboom’, met een enorm lange kale stam, zoals bij dennen in een dicht bos. Het was een den met aardige hoogte, maar ook met een uitgebreide kruin, met zware gesteltakken. Een prachtige, gedraaide en grillige stam, die nu nog goed te zien is en tot de verbeelding spreekt.
De duizendjarige den is uiteindelijk zo’n 400 jaar oud geworden. Dat is berekend door jaarringtellingen aan een takschijf van een in 1971 afgebroken, met 364 jaarringen, plus 35 jaar vanaf 1971 tot 2006, met nog 10 jaar erbij (de boom was ongeveer 10 jaar toen deze tak gevormd werd), dus ongeveer 409 jaar oud.
Mogelijk word een van de nakomelingen van de duizendjarige den ook zo’n oude knaap, waarin de toekomstige generatie, als die er dan nog zal zijn, net zo naar opkijkt als ooit naar de duizendjarige den, want bomen zijn de toekomst.
Ook dode bomen vertellen verhalen; hoe ze zijn opgegroeid, wat te zien is aan hun vormen. Oude ansichtkaarten en/of tekeningen kunnen hun grootsheid nog weergeven en hoe zij uiteindelijk zijn ingestort. En door de dood van zo’n woudreus is er weer leven mogelijk voor andere organismen.
In 1841 schreeft predikant Otto Heldring in zijn boek over de Veluwe het volgende: “Ik stond verstomd over de prachtige boomen, die zich rondom Wolfhees verheffen. Ik vond er een ‘koninklijken den’, die vier voeten middellijns bezat. Hij staat er met de heugenis van eeuwen, tusschen een geslacht van boomen dat na hem opgekomen is, en waaraan hij als’t ware, den kroon verstrekt.”
De duizendjarige den ligt achter het Hotel Wolfheze. Vergeet bij een bezoek de Wodanseiken niet. Vlak naast het hotel staat een enorme eik van een omvang van bijna 6 meter en ook zo’n 400 jaar oud. Aan de overkant van de weg is in het bos het grootste aantal Wodanseiken te vinden, die langs de diepe sprengenbeken in het Wolfhezerbos staan. Het zijn eiken die getuigen zijn van ver verleden en zijn schitterend met hun grillige vormen.